Liever luisteren dan lezen? Laat auteur Thijs Broer je dit verhaal voorlezen.

Op 15 december van het afgelopen jaar zou Sirma Bilge, gerenommeerd professor aan de Universiteit van Montreal, een lezing houden bij het Amsterdam Research Center for Gender and Sexuality aan de Universiteit van Amsterdam. Maar Bilge had nog geen woord gesproken of de bijeenkomst in het zaaltje op de tweede verdieping van het Roeterseilandcomplex werd ruw verstoord door een groep boze studenten en docenten.

Reden van de ophef: dat Bilge van plan was in haar lezing te schetsen hoe het debat over ‘intersectionaliteit’ – de verhouding tussen racisme, seksisme, homofobie en andere vormen van onderdrukking en discriminatie, ooit op de agenda gezet door zwarte feministen – zich de afgelopen jaren had verbreed. Volgens de activisten zou de Canadese gender-expert daarmee een poging doen tot whitewashing. Bovendien zou zij als witte vrouw niet zwart genoeg zijn om over het onderwerp te mogen praten. Zo luidruchtig was het protest dat Bilge, zonder één zin van de lezing te hebben uitgesproken, onverrichterzake terugkeerde naar Montreal.

Advertentie

Advertentie

Het bestuur van het Amsterdam Center for Gender and Sexuality zag in het voorval geen aanleiding om een stevig gesprek te voeren met de boze studenten en docenten over de waarde van academische vrijheid en de vrijheid van meningsuiting. Integendeel: een paar dagen na de verstoorde bijeenkomst kwam de voorzitter van het centrum via Facebook met een spijtbetuiging aan de actievoerders omdat de organisatoren te weinig oog zouden hebben gehad voor de gevoeligheden: ‘We apologize that we did not immediately grasp the stakes of the critique and protest.’

Onbehouwen column

Het pijnlijke voorval staat niet op zichzelf. Toen emeritus hoogleraar Harrie Verbon in november een nogal onbehouwen column schreef in het Tilburgse universiteitsblad Univers waarin hij voorstelde op te houden met de ‘heksenjacht’ rond #MeToo, want ‘waarom hebben de klagende vrouwen het gedrag van Weinstein en Saville niet dertig jaar geleden aan de kaak gesteld?’, kwam er prompt een open brief van ruim veertig docenten die de redactie van Univers in het Engels maanden publiekelijk excuses te maken en het college van bestuur opriepen ‘in the strongest terms’ afstand te nemen van de column, want veel studenten waren ‘very upset’. Dat alles om een ‘safe working and learning environment for everyone’ zeker te stellen.

Het ene na het andere postmoderne cultuurverschijnsel begint in Californië en bereikt via Engeland het Europese vasteland.

Ook de universiteitsbestuurders in Tilburg voelden zich niet geroepen krachtig stelling te nemen voor de journalistieke en academische vrijheid. Integendeel: het college nam afstand van de column, waarna Harrie Verbon zich terugtrok als columnist. En de hoofdredacteur van Univers, die had geweigerd Verbon te laten vallen, werd enige weken later door het universiteitsbestuur op non-actief gesteld nadat de redactieraad het vertrouwen in haar had opgezegd vanwege de redactionele koers, waarbij halfhartig werd vermeld dat de Verbon-discussie ‘slechts deels en zijdelings’ een rol had gespeeld, ‘zonder te willen ontkennen dat 41 collega’s blijkens een open brief vonden dat de redactie de column niet had mogen plaatsen, of had moeten censureren.’

Heftige gevoelens losmaken

Aan de Rietveldacademie gebeurde iets soortgelijks toen het college van bestuur in februari van dit jaar een presentatie van het kunstkritiekplatform Kirac annuleerde nadat er via Facebook door tientallen studenten en oud-studenten was opgeroepen tot een boycot vanwege ‘racistische’ en ‘seksistische’ uitspraken van de oprichters van Kirac, het tegendraadse kunstenaarsduo Stefan Ruitenbeek en Kate Sinha.

Stenen des aanstoots waren een opmerking van Sinha in een video over Harvey Weinstein over de relatie tussen seksuele aantrekkingskracht en de dreiging van geweld (‘Ik denk dat veel vrouwen van hun eigen begeerlijkheid genieten door die grens van bezoedeling op te zoeken’) en een provocerende zin in een kritische column over de ‘links-geëngageerde onverschilligheid’ van het Stedelijk Museum: ‘Het toppunt was wel de tentoonstelling van Zanele Muholi, waarbij de bezoeker geacht werd geïnteresseerd te zijn in de luie spinsels van een verwende snol, alleen omdat ze uit Zuid Afrika komt, lesbisch en zwart is.’

De strekking van het pleidooi – dat de kwaliteit van kunst niet bepaald moet worden door gemakzuchtig politiek-correct engagement – ging in het gekrakeel over het kwetsende taalgebruik verloren. En het college van bestuur van de Rietveld nam de gelegenheid niet te baat om aan te dringen op een open debat tussen Kirac en de critici, maar zette een streep door de hele bijeenkomst, met als argument: ‘We geven de prioriteit aan onze verantwoordelijkheid om een veilige leeromgeving te waarborgen’.

Aan en rondom de universiteiten regen zulke voorvallen zich het afgelopen jaar aaneen. In Wageningen keerde een reeks hoogleraren en studenten zich per open brief tegen een lezing bij de opening van het academisch jaar door de Britse klimaatscepticus Matt Ridley omdat diens opvattingen niet in overeenstemming waren met ‘onze interpretatie van goede wetenschap, de ernst van milieuproblemen en “optimisme”’ – waarmee werd bedoeld dat Ridley te optimistisch zou zijn over het klimaatprobleem.

In naam van een ‘veilige leeromgeving’ worden controversiële sprekers en columnisten steeds vaker geboycot en geweerd van het podium.

In september werd een debat aan de universiteit van Leiden met politicus Thierry Baudet moedwillig verstoord door een groepje luidruchtige docenten, die vooraf al hadden geweigerd met Baudet in debat te gaan. En Tivoli Vredenburg werd in februari van dit jaar, ook vanuit academische kring, beschuldigd van racisme vanwege het organiseren van een kinderfestival met cowboys en indianen als thema, waarna Tivoli verklaarde de ‘heftige gevoelens’ die het festival had losgemaakt te hebben onderschat, en beloofde nooit meer feesten te zullen organiseren die tot polarisatie konden leiden: ‘We betreuren dat dit zo is gelopen.’

Het schrappen van yogalessen

De discussie over sociale ongelijkheid, racisme en seksisme polariseert, ook in het hoger onderwijs. In naam van een ‘veilige leeromgeving’ worden controversiële sprekers en columnisten steeds vaker geboycot en geweerd van het podium, op aandrang van studenten en docenten. Waar komt het nieuwe moralisme aan de academie vandaan? En wat betekent dat voor het vrije denken?

De Britse socioloog Frank Furedi wijst er al vele jaren op dat het ene na het andere postmoderne cultuurverschijnsel – van de lhbtq-beweging tot de radicale antirooklobby, van genderneutrale toiletten tot de opkomst van health food, van de claimcultuur tot de paranoïde pogingen van ouders om hun kinderen voor elke mogelijke tegenslag te behoeden – begint in Californië, de proeftuin van het onthechte, hyper-individualistische leven, vervolgens overwaait naar de Amerikaanse Oostkust, en vroeg of laat via Engeland het Europese vasteland bereikt.

In zijn nieuwste boek What’s Happened to the University? A Sociological Exploration of its Infantilisation betoogt Furedi dat de toenemende neiging tot zelfcensuur aan de universiteiten dezelfde reis over de oceaan heeft afgelegd. Mede onder invloed van de Black Lives Matter-beweging, die in 2013 in de Verenigde Staten opvlamde naar aanleiding van excessief politiegeweld, is aan veel Amerikaanse en vervolgens Britse universiteiten een hypergevoeligheid ontstaan voor gedragingen en opvattingen die als kwetsend zouden kunnen worden ervaren, stelt Furedi.

Aan Amerikaanse en Britse universiteiten kunnen studenten in ‘safe spaces’ met knuffeldieren bijkomen van confronterende gesprekken.

Begrippen als microaggression (uitspraken en gedragingen die onbedoeld als kwetsend kunnen worden ervaren) en cultural appropriation (de toe-eigening van gebruiken uit een andere cultuur) zijn inmiddels zo’n eigen leven gaan leiden dat studenten aan Oberlin College in Ohio in volle ernst ten strijde trokken tegen de Vietnamese loempia’s en de sushi in het cafetaria, en studenten aan Bowdoin College in Maine na klachten van campusgenoten dreigden te worden geschorst vanwege het dragen van sombrero’s bij een tequilafeestje. Aan de universiteit van Ottawa werd yogales geschrapt omdat verschillende deelnemers last hadden van cultural issues en in het Britse Cambridge werd een feest rond het thema ‘Rond de wereld in tachtig dagen’ door universiteitsbestuurders verboden omdat het dragen van feestkostuums uit andere culturen tot ophef over cultural appropriation zou kúnnen leiden.

In navolging van het Amerikaanse voorbeeld zijn inmiddels ook aan een reeks Britse universiteiten safe spaces ingericht waar studenten, omringd door knuffelbeesten (in Bristol, Exeter en Leicester zelfs door echte dieren van de kinderboerderij) kunnen bijkomen van confronterende gesprekken.

zelfcensuur
Illustratie: Jules Julien
In de ban

In dat sensitieve klimaat, laat Furedi zien, grijpen universiteiten steeds vaker naar zelfcensuur, op aandrang van activistische studenten. In de Verenigde Staten en inmiddels ook in Engeland zijn reeksen voorbeelden te noemen van controversiële sprekers die al waren uitgenodigd door de universiteit maar na een studentenactie voor disinvitation alsnog werden geweerd van het podium.

‘Die ontwikkeling slaat dus ook over naar universiteiten in Nederland,’ zegt Furedi, die in mei 2017 nog lezingen gaf in Groningen en Amsterdam. ‘Tot nu toe kwam de grootste bedreiging van de academische vrijheid van buiten de academie, van intolerante politici die academici met onwelgevallige meningen tot zwijgen wilden brengen. Maar tegenwoordig wordt er steeds vaker bínnen de academie toe opgeroepen controversiële sprekers in de ban te doen, en het meest luidruchtig door de studenten zelf.’

De vraag is waarom de discussie over sociaal onrecht, seksisme en racisme ook in het Nederlandse hoger onderwijs in zo’n korte tijd zulke radicale vormen heeft aangenomen, inclusief de pogingen om potentieel aanstootgevende stemmen het spreken te beletten. Die tendens is moeilijk te verklaren zonder een typisch Nederlandse omstandigheid: het debat over Zwarte Piet dat sinds 2010 hevig is opgelaaid.

Aanvankelijk leken zwarte activisten als Quinsy Gario en Jerry Afriyie nog alleen te staan in hun pogingen Zwarte Piet als racisme aan de kaak te stellen, maar toen ook presentatrice Sylvana Simons en actrice Anousha Nzume zich op televisie tegen de raciale stereotypering uitspraken, bereikte het verzet een groot publiek. Juist door de zelfgenoegzame en vaak uitgesproken racistische reacties op de anti-Zwarte Piet-beweging drong langzamerhand in bredere kring het besef door dat het debat moet worden aangegaan, en wekte het activisme langzaam meer begrip.

Asscher: ‘Roetpiet is een mooi resultaat. Maar het belangrijkst is dat mensen zich in elkaar verplaatsen’ Lees verder

In Amsterdam bijvoorbeeld werden in 2014 onder leiding van burgemeester Eberhard van der Laan en minister Lodewijk Asscher behoedzame stappen gezet om Zwarte Piet te vervangen door een minder aanstootgevende ‘roetpiet’, zoals Vrij Nederland in een groot achtergrondverhaal beschreef.

Wetenschappers als Philomena Essed en Gloria Wekker doen al decennia onderzoek naar racisme in de Nederlandse samenleving – in 1984 publiceerde Essed bijvoorbeeld haar boek Alledaags racisme – maar hun werk kreeg pas op de golven van de Zwarte Piet-discussie grote aandacht in de media, met het verschijnen van Esseds Dutch Racism in 2014 en Wekkers White Innocence in 2016, een jaar later als Witte onschuld in Nederlandse vertaling verschenen. In haar boek nam Gloria Wekker het onbewuste racisme in Nederland op de korrel. Vooral de titel riep hevige reacties op, omdat de auteur daarmee volgens critici zou suggereren dat witte mensen per definitie aan racisme schuldig zijn. Zelf betoogde Wekker in NRC Handelsblad dat de titel bedoeld was als een ‘speelse, plagerige samenvatting van de dominante Nederlandse houding met betrekking tot ras’, maar dat maakte de kritiek er niet milder op.

De in Amerika zeer beladen discussie over native Americans werd naar het nietsvermoedende Nederland overgebracht.

Sinds de publicatie van Alledaags racisme in 1984 is de aard van het activisme veranderd, zegt de Amsterdamse socioloog Herman Vuijsje, die in 1986 in zijn boek Vermoorde onschuld het multiculturele denken en de Nederlandse politieke correctheid van die jaren onder de loep nam en nu werkt aan een nieuw boek over de opvlammende discussie over ras en identiteit. ‘Het grote verschil is dat de politieke correctheid in de jaren zeventig en tachtig werd ingegeven door schuldgevoel van de babyboomgeneratie over wat er in de Tweede Wereldoorlog was gebeurd: das nie wieder,’ zegt hij.

‘Dat gevoel is inmiddels verdampt, zeker bij de huidige generatie studenten. Het nieuwe engagement wordt vooral uitgedragen door jonge “mensen van kleur” die vinden dat ze lang genoeg vernederd en buitengesloten zijn en nu hun rechten opeisen.’ De voorbeelden zijn legio: Sylvana Simons die afgelopen jaar de partij Bij1 oprichtte, met als speerpunten het bestrijden van discriminatie en de ‘dekolonisatie’ van onderwijs en de publieke ruimte, en Gloria Wekker als Amsterdamse lijstduwer. Journaliste Seada Nourhussen, die als columniste in Trouw het onbewuste racisme in Nederland onder vuur nam. Anousha Nzume, die vorig jaar het boek Hallo witte mensen publiceerde, en sindsdien in de podcast ‘Dipsaus’ haar offensief tegen ‘wit privilege’ en andere vormen van bedekt racisme voortzet.

Echte indianen

In de opleving van het anti-racismedebat aan de academie speelt ook de internationalisering van de universiteiten een belangrijke rol. Vooral in de sociale en geesteswetenschappen drong het Amerikaanse vocabulaire en de felle toonzetting van de racismediscussie de afgelopen jaren door, niet alleen door de groeiende oriëntatie in Nederland op Amerikaanse publicaties – ook Philomena Essed en Gloria Wekker deden onderzoek in de VS – maar ook door de houding van academici uit de Angelsaksische wereld die aan de Nederlandse universiteiten gingen werken.

Het anti-racismedebat en de #MeToo-discussie hebben ook aan de Nederlandse academie in korte tijd radicale vormen aangenomen.

Een treffend voorbeeld is de Amerikaanse wetenschapper Darryl Barthé, tot voor kort docent Amerikanistiek en zelf afstammeling van native Americans, die op het digitale platform Over de Muur naar aanleiding van het cowboys-en-indianenfeest in Tivoli betoogde dat het dragen van de traditionele indianentooi niet zo onschuldig is als Nederlanders denken omdat het bijdraagt aan de misvatting dat ‘echte indianen’ relieken zouden zijn van een voorbije tijd, en omdat het ‘de aandacht afleidt van de existentiële overlevingsstrijd tegen koloniaal geweld die nog steeds voortduurt’. Zo werd ook de in Amerika zeer beladen discussie over native Americans naar het nietsvermoedende Nederland overgebracht.

Daar kwam het afgelopen jaar de hevige discussie over #MeToo nog bij. Na onthullingen van seksueel wangedrag door machtige mannen in de Amerikaanse filmindustrie in Californië breidde de beweging zich als een veenbrand uit, ook naar Nederland. Veel vrouwen voelden zich bevrijd, opeens kwamen wrange verhalen over seksuele intimidatie en misbruik naar boven die vaak jarenlang uit schaamte waren verzwegen. Maar net als in Amerika, dreigt de discussie ook hier door te slaan, zoals de Verbon-affaire aan de universiteit van Tilburg laat zien.

Intussen is ook de cultuur onder studenten de afgelopen jaren snel veranderd, zeker in progressieve steden als Amsterdam, waardoor het uit Amerika overgewaaide anti-racismedebat en de #MeToo-discussie ook aan de Nederlandse academie in korte tijd radicale vormen konden aannemen.

In de liberale jaren negentig, toen de ondergang van de grote ideologieën werd gepredikt, werd maatschappelijk engagement in studentenkringen al snel met politieke correctheid uit een voorbije tijd geassocieerd. Rond de eeuwwisseling begon daar geleidelijk verandering in te komen. In 2002 publiceerde Vrij Nederland een groot artikel over de voorzichtige terugkeer van het engagement onder wat we ‘de grenzeloze generatie’ noemden, een term die later werd overgenomen door onderzoeksbureau Motivaction.

Uit een serie gesprekken van VN met twintigers en dertigers bleek dat maatschappelijke betrokkenheid voor hen niet langer taboe was, maar een andere vorm aannam dan het politieke engagement van de jaren tachtig: persoonlijker, individualistischer, minder ideologisch, wars van politieke correctheid. Kort samengevat: wel bij Shell willen werken, maar dan op de afdeling duurzaamheid, wel op vakantie gaan naar Peru, maar ook een weekje werken in een weeshuis. In 2006 werd daar de term ‘praktisch idealisme’ voor gemunt, in het gelijknamige boekje van Natasha van den Berg en Sophie Koers.

Vocabulaire uit Amerika

De volgende fase in de terugkeer van het engagement onder studenten werd vijf jaar later zichtbaar bij de opkomst van de internationale beweging Occupy, met tentenkampen op het Beursplein en het Malieveld: het engagement was feller en activistischer, tegen sociale ongelijkheid en de macht van de financiële wereld.

In Amsterdam, vanouds het hart van de studentenprotesten, kwam de echte omslag met de bezetting van het Maagdenhuis in 2015. Eerdere bezettingen in de jaren negentig hadden vaak een symbolisch karakter en waren snel voorbij, met schampere commentaren van babyboomers tot gevolg, zoals ‘wij namen tenminste nog onze slaapzak mee’. Maar in 2015 ging het anders.

De studenten, inmiddels ‘millennials’ genoemd, hielden het zes weken vol. Ze verzetten zich niet alleen tegen de bezuinigingen en het ‘rendementsdenken’ van het universiteitsbestuur, maar eisten ook radicale democratisering: voor wie de academie nog kende uit de jaren negentig, toen er onder studenten nauwelijks animo was om zich verkiesbaar te stellen voor vakgroepbestuur of faculteitsraad, was dat een grote verrassing. Bovendien werden er – in het Engels – nachtenlange vergaderingen gehouden over sociale ongelijkheid, genderneutrale toiletten, racisme en seksisme, dat alles doorspekt met het uit Amerika overgewaaide vocabulaire.

De afgelopen jaren zijn steeds meer mensen met een migratie-achtergrond gaan studeren, waardoor thema’s als racisme en white privilege meer zijn gaan leven.

‘Bij de bezetting van het Maagdenhuis in 2015 was een nieuw soort activisme te zien,’ zegt Frans van Heest, redacteur van Scienceguide, het digitale platform voor het hoger onderwijs. Hij volgt de ontwikkeling van het engagement aan de universiteiten al jaren op de voet, eerst als student, nu als journalist. ‘Wie in 2015 studeerde, hoorde bij de eerste generatie die er nog maar vier jaar over mocht doen, met een hoge studieschuld werd opgezadeld en vervolgens door de economische crisis ook nog eens weinig zicht had op een baan.

Het is niet zo gek dat het activisme onder die generatie sterker is dan onder de generaties daarvoor. Bovendien zijn de afgelopen jaren steeds meer mensen met een migratie-achtergrond gaan studeren, vooral aan de grote universiteiten in de Randstad, zodat thema’s als racisme en white privilege onder studenten veel meer zijn gaan leven.’

Vermoeidheid

Door de opkomst van de sociale media slaan de hevige discussies aan Amerikaanse universiteiten over racisme en seksisme de laatste jaren ook veel sneller over naar Nederland dan voorheen. Dat was al te zien in 2014, toen bij de actie ‘I, too, am Harvard’ via de sociale media foto’s werden verspreid van zwarte studenten met een bord waarop ze in losse kreten hun persoonlijke ervaringen met verhuld racisme en microaggression aan de universiteit beschreven. Binnen enkele dagen vond de actie navolging in Oxford, Cambridge, Sydney, Auckland én aan de UvA, waar studenten met een migratie-achtergrond op de foto gingen met teksten als: ‘Sorry, ik dacht dat je Marokkaan was’ en ‘Wow, jij spreekt goed Nederlands’.

Hoe de boze twitteraar het debat bepaalt Lees verder

Via de sociale media greep ook de polarisatie van het debat om zich heen, zoals eerder in de Verenigde Staten. Facebook en Twitter begonnen ooit als belofte die het mogelijk maakte wereldwijd met mensen van alle mogelijke achtergronden in contact te komen. Maar zoals eerder dit jaar werd onderschreven door een groot onderzoek van de Utrecht Data School voor Vrij Nederland en Nieuwsuur, leidt de dynamiek van de sociale media er in de praktijk juist toe dat mensen ook in Nederland steeds meer in gescheiden werelden leven en vooral gelijkgestemden volgen, liken en retweeten. Daardoor wordt de eigen mening keer op keer bevestigd, terwijl andere opvattingen al snel worden weggehoond. Aan beide zijden van het spectrum – van ‘nieuw rechts’ tot de ‘social justice warriors’ – is die ontwikkeling te zien.

Dat was ook het onderwerp van een door studenten georganiseerd debat bij Happy Chaos in de Stadsschouwburg in maart van dit jaar. Op het podium vertelden Telegraaf-journalist Wierd Duk en de activistische feministe Anne Fleur Dekker, die op Twitter bekend staan als ideologische uitersten, dat ze zich beiden gevangen voelden in de polarisatie. Duk bekende dat hij op Twitter een harder mens was geworden dan hem lief is, en Dekker, die door haar activisme éérst bedreigd werd door rechtsextremisten en vervolgens, toen ze een mildere positie innam, door linksextremisten, betoogde dat het op de sociale media vrijwel onmogelijk is wat voor stelling dan ook in te nemen zonder de volle laag te krijgen.

Dat is bij uitstek het geval in het racismedebat: Sylvana Simons werd in 2016 zo hevig bedreigd via de sociale media dat ze moest worden beveiligd, zoals Anne Fleur Dekker later ook overkwam. De polarisatie via de sociale media dringt ook door aan de universiteiten. Wetenschappers die het racisme relativeren, worden net zo hard onder vuur genomen als academici die zich uitspreken tégen racistische denkbeelden. Gloria Wekker, Anousha Nzume en Seada Nourhussen lieten de afgelopen tijd zelfs op verschillende manieren weten dat ze zó moe zijn van het onbegrip en de verwijten dat ze niet meer over het al dan niet bestaan van racisme in debat willen met ‘witte mensen’.

‘Politieke correctheid is er de afgelopen decennia altijd geweest. Wat écht nieuw is, is dat de bestuurders er zo makkelijk voor capituleren.’

Zo bleek ook bij de voorbereidingen van dit verhaal: zowel Gloria Wekker als Anousha Nzume wilden er, ondanks herhaaldelijk aandringen van Vrij Nederland, niet aan meewerken. Hoe begrijpelijk die vermoeidheid ook is, het is een treurige constatering: aan de ene kant worden sprekers met vermeende racistische opvattingen steeds vaker van het podium verjaagd, aan de andere kant mijden de kopstukken van het antiracisme inmiddels het moeizame gesprek met hun critici. Het vrije debat, kortom, dreigt te worden gesmoord in de polarisatie.

Zwichten voor studenten

Rest nog de vraag waarom universiteitsbestuurders zo snel zwichten voor studenten die eisen dat ongewenste sprekers van het podium worden geweerd. Herman Vuijsje vindt dat nog het meest verrassende aspect van het nieuwe moralisme. ‘Politieke correctheid is er de afgelopen decennia altijd geweest, in allerlei gradaties. Wat écht nieuw is, is dat de bestuurders er zo makkelijk voor capituleren.’

Volgens Frank Furedi is aan de universiteiten de afgelopen jaren over de hele linie een cultuur ontstaan waarin studenten steeds meer worden gezien als kwetsbare kinderen die moeten worden beschermd, en steeds minder als zelfstandige, onafhankelijke volwassenen die hun eigen weg moeten vinden. Misschien is dat nog sterker het geval in de VS en Engeland, waar studenten doorgaans op een campus wonen en dus, veel meer dan in Nederland, aan de zorgen van de universiteit zijn toevertrouwd.

Bovendien is het op zichzelf volkomen legitiem dat studenten vinden dat nodeloos kwetsen in het publieke debat niet de norm zou moeten zijn en dat aan de universiteiten niemand buitengesloten moet worden. Maar het woordgebruik waarmee hoger-onderwijsinstellingen in Nederland het weren van controversiële sprekers beargumenteren, wijst wel in de richting die het hypersensitieve Amerikaanse debat inmiddels heeft aangenomen. In Tilburg betoogden de 41 verontruste docenten zoals eerder gezegd dat veel studenten ‘very upset’ waren door de column van Harrie Verbon, en dat de universiteit een ‘safe working and learning environment for everyone’ moest zijn. En op de Rietveld, vanouds een plek van experiment en artistieke vrijheid, noemde de bestuursvoorzitter als belangrijkste argument voor het schrappen van de bijeenkomst met de omstreden kunstcritici: ‘We geven de prioriteit aan onze verantwoordelijkheid om een veilige leeromgeving te waarborgen’.

Tolerantie betekent dat je andere meningen met argumenten mag bestrijden, maar ook bereid moet zijn te luisteren en het onverdraaglijke te verdragen.

A safe learning environment, een veilige leeromgeving: het komt letterlijk uit het Amerikaanse vocabulaire van safe spaces. In Nederland zijn nog geen voorbeelden bekend van ruimtes aan de universiteiten waar studenten met knuffeldieren kunnen bijkomen van ontregelende gesprekken, zoals in Californië en Engeland, maar volgens Furedi dreigen de universiteiten door dit soort zelfcensuur uit naam van de ‘veilige leeromgeving’ sluipenderwijs als geheel tot safe spaces te worden omgebouwd, waarin elk controversieel geluid wordt gesmoord, ‘en dat is eigenlijk nog veel erger’.

Ook de managementcultuur in het hoger onderwijs speelt een rol. Voorheen waren universitaire bestuurders in de Angelsaksische wereld maar ook in Nederland in de academische vrijheid geschoolde wetenschappers, maar zij hebben steeds vaker plaats moeten maken voor al dan niet professionele managers die bij publieke ophef niet het principiële debat aangaan, maar snel grijpen naar communicatie-handboeken: om ‘reputatieschade’ te beperken, moeten ‘foute’ beslissingen onmiddellijk worden erkend – zelfs als ze niet fout zijn, terwijl studenten steeds meer worden gepamperd als fijngevoelige consumenten. ‘Studenten hebben universiteiten nodig die ze opleiden voor een leven in vrijheid en onafhankelijkheid,’ zegt Furedi, ‘en geen veilige omgeving die ze degradeert tot consumenten die bescherming nodig hebben.’

Geen signalen

Berichten over toenemende zelfcensuur aan de universiteiten, in het bijzonder bij de sociale en geesteswetenschappen, brachten toenmalig VVD-Kamerlid Pieter Duisenberg er in februari 2017 toe een motie in te dienen voor een onderzoek naar de vrijheid in de wetenschap. In het uiteindelijke onderzoeksrapport, dat in maart van dit jaar verscheen, concludeerde een commissie van de KNAW dat er ‘geen signalen zijn dat er in de wetenschap in Nederland structureel sprake is van zelfcensuur en beperking van diversiteit aan perspectieven’. Volgens de commissie zou ‘lokale schoolvorming’ de diversiteit op landelijk niveau niet in de weg hoeven staan. Waarop minister van Onderwijs Ingrid van Engelshoven verklaarde dat die conclusie ‘een compliment aan de wetenschap’ zou zijn.

De felicitaties waren niet alleen ongepast – de onafhankelijke wetenschap behoeft geen complimenten van bewindslieden – maar ook voorbarig. Want het venijn van de conclusie van de KNAW zit in de precieze formulering: ‘structureel’. Hoeveel gevallen van zelfcensuur moeten zich nog voordoen voor het probleem wél structureel is? Bovendien beperkte de onderzoekscommissie zich noodgedwongen tot de grote lijnen van het wetenschappelijk onderzoek, waardoor de kwaliteit van het debat met en onder studenten onder de radar bleef. En precies daar vinden steeds vaker gevallen van zelfcensuur plaats.

Frank Furedi wijst erop dat voorvallen zoals die zich aan de UvA, aan de Rietveld en in Tilburg hebben voorgedaan de eerste tekenen zijn van een ontwikkeling die het Nederlandse hoger onderwijs nog maar net heeft bereikt. ‘Het is zeer onverstandig om te doen alsof er niets aan de hand is. Nederland is het land van Spinoza, van de tolerantie, waar de academische vrijheid zo ongeveer is uitgevonden. Voor je het weet bestaat er alleen nog tolerantie voor de eígen mening, terwijl échte tolerantie betekent dat je andere meningen weliswaar met argumenten mag bestrijden, maar ook bereid moet zijn te luisteren en het onverdraaglijke te verdragen. Die vrijheid moet juist aan de academie worden verdedigd.’

Hoogleraar antropologie Amade M’charek: ‘Ik verzet me tegen iedere simplificatie’ Lees verder
De enige manier

Aan de Universiteit van Amsterdam maakte Amade M’charek, hoogleraar in de wetenschapsantropologie, de polarisatie onder activistische studenten van nabij mee. Al jaren organiseert ze debatten met studenten en sprekers van binnen en buiten de universiteit over racisme en sociale ongelijkheid. In de marge van een summerschool over het koloniale verleden die M’Charek in 2010 verzorgde, bedrukte activist Quinsy Gario voor het eerst T-shirts met de tekst ‘Zwarte Piet is racisme’.

Al die tijd probeerde de wetenschapsantropologe studenten en andere deelnemers voor simplificaties te behoeden en het open debat te blijven aangaan. Maar dat wordt steeds lastiger. In een interview in Vrij Nederland in november van het afgelopen jaar jaar vertelde M’charek hoe belangrijk het is dat Zwarte Piet eindelijk op de agenda staat, maar ook dat door het importeren van het racismedebat uit de VS het zicht dreigt te verdwijnen op het feit dat Nederland een andere geschiedenis kent, zoals migratie uit de voormalige koloniën en Noord-Afrika, die moeilijk past in het ‘zwarte’ verhaal.

Ze uitte niet alleen kritiek op de identiteitspolitiek van Geert Wilders, Thierry Baudet en Sybrand Buma met hun verdediging van de ‘joods-christelijke cultuur’, maar ook op de neiging van zwarte antiracistische jongeren om zich geheel met hun kleur te identificeren en anderen het recht van spreken te ontzeggen. ‘Sinds november,’ zegt ze nu, ‘is die neiging alleen maar sterker geworden.’

M’charek heeft zich heilig voorgenomen door te gaan met haar serie bijeenkomsten over racisme en sociale ongelijkheid, zónder te zwichten voor de polarisatie, de verdachtmakingen en de zelfcensuur die nu om zich heen grijpen. ‘Dat is de enige manier,’ zegt M’charek. ‘Als je niet meer bereid bent met elkaar het debat aan te gaan én je te verdiepen in andere opvattingen dan die van jezelf, gaat de academische vrijheid op de helling. Dan zijn we nog veel verder van huis.’

Volgende maand: wat beweegt de social justice warriors?

Dit is een van de drie verhalen die je van ons cadeau krijgt

Onbeperkt doorlezen? Word abonnee voor 6,99 per maand.

Je hebt deze maand drie artikelen gratis kunnen lezen. Verder lezen? Sluit je nu aan.
Je hebt deze maand drie artikelen gratis kunnen lezen. Verder lezen? Sluit je nu aan.
Blijf vrij van geest. Abonneer je op VN
Toegang tot alle artikelen op vn.nl
Elke dag een allesbepalend verhaal
Direct in je mailbox of via WhatsApp
Maandelijks opzegbaar
Voor 6,99 per maand