Ayn’s Creature

Kate Sinha, June 2019. This text was commissioned by De Balie for the event ‘Grote denkers: Ayn Rand’, to reflect on Ayn Rand’s ideas about art.

Ayn’s Creature

Bij het lezen Ayn Rand’s teksten, of het nu fictie is of theorie, voel ik me zo beledigd door de specifieke combinatie van valse aannames, denkfouten en het overweldigende gebrek aan zelfinzicht, dat de gedachte dat ik nog langer door haar niet geringe, incoherente bagger zal moeten spitten om daar vervolgens een coherente kritiek op te leveren, voldoende is om in verontwaardigde kramp te schieten, die ernaar verlangt in en van zichzelf afdoende bewijs te zijn van de oprechtheid, en dus ook de juistheid van mijn oordeel.

Ik vermoed dat ik daar niet mee wegkom, en dat als ik van jullie gelijk wil krijgen (en dat wil ik), ik mijn oordeel toch op zijn minst zal moeten motiveren met een welgevormd argument. En dus richt ik me weer op de ontrafeling van Rand’s misvattingen, met de verbetenheid van een aanklager die zeker wil zijn dat de beklaagde vlot en rechtvaardig schuldig bevonden wordt.

Zodra ik er eenmaal inkom heb ik het best naar mijn zin. Ik hou ervan om mensen voor hun eigen jury op te stellen; ik hou ervan een idee zo op te stellen dat het zijn eigen onmogelijkheid recht in de ogen staart, het moment dat er een perfecte, oogverblindende cirkel ontstaat; de opheffing van het idee in het hoofd van de grote denker. Het maakt niet uit dat Rand er niet meer is om dat te ervaren, want zelfs toen ze er wel was, was ze niet in staat een intellectuele nederlaag in ontvangst te nemen. Ze weigerde de weerlegging van haar aannames te aanvaarden; haar hele leven lang hield ze vast aan haar gemankeerde objectivisme, die ellenlange lofzang op de rede die nooit iets redelijks voortbracht. Ze vatte het zelf als volgt samen:

“Mijn filosofie is in essentie het concept van de mens als een heroïsch wezen, met zijn eigen geluk als het morele doel van zijn leven, met productieve prestatie als zijn meest nobele activiteit, en de rede als zijn enige absolute.” – Die laatste zin is belangrijk: de rede als enige absolute.

Ayn Rands grote gebrek is dat zij de relatie tussen irrationaliteit en rationaliteit niet herkende: de rede, en de verering daarvan is altijd een irrationele aangelegenheid geweest, en dat werkt als volgt: de rede oriënteert zich op de idealen van gelijkheid, autonomie, vrijheid, progressie en geluk, en deze idealen kunnen niet ter discussie worden gesteld zonder dat het primaat van de rede zelf ook in het geding komt; zonder deze oriëntatie verliest zij namelijk richting, zin. Als zodanig geven deze idealen gestalte aan het irrationele (want onbewijsbare) morele imperatief dat ten grondslag ligt aan het begrip “rede”: het idee dat men de rede toepast omdat dit juist is… en in Kant’s geval: het idee dat de rede juist is omdat men haar toepast. Het mooiste moment in de westerse filosofie is dan ook het moment waarop de Verlichting zichzelf vanuit dit integriteitsprobleem liet opeten, door Friedrich Nietzsche.

Hij schrijft hierover: “De drift die in de verhevenste en laagststaande mensen gelijkelijk aanwezig is, de drift tot het behoud van de soort, beleeft van tijd tot tijd een uitbarsting als rede, als hartstocht van de geest, zij heeft dan een schitterend gevolg van redenen om zich heen en wil met alle geweld doen vergeten dat zij op de keper beschouwd niets anders is dan drift, instinct, dwaasheid, zinloosheid. Je moet en zal van het leven houden, want! De mens moet en zal zichzelf en zijn naaste helpen, want!”

Nietzsche was niet de enige, of zelfs maar de eerste die dit probleem identificeerde – maar – hij is wel de enige die de aard en potentie van het probleem in zijn volledigheid doorhad. Zijn afwijzing van “de religie van het medelijden” was zo’n geweldige, diepe belediging jegens het morele instituut, dat hij die enorme, vette, verontwaardigde vis onmiddellijk aan de haak sloeg; De vrolijke wetenschap is één groot feest van binnenhalen en opdienen. Voor zowel Nietzsche als de lezer is het plezier in de aanval, en de overvloed van de buit onderdeel van het kennen van het filosofische probleem, en daarin spiegelt zich opnieuw de beperking van de rede, die zich geen raad weet met bloeddorst, oftewel onredelijkheid, en deze in naam van de waarheid meent te kunnen en zelfs moeten bezweren… –

Zoals misschien duidelijk begint te worden, heeft Nietzsche een gigantische invloed gehad op de makers van Kirac; zijn filosofie is fundamenteel voor de manier waarop we kunst maken en beoordelen. Hij laat ons zien hoe smaakoordeel, moraliteit en integriteit zich tot elkaar verhouden. Wanneer men met de grootste stelligheid besluit: “ja, maar dit is toch gewoon een valse noot”, of “wat onredelijk!”, of “ik vind de boodschap goed, maar de toon…!”, dan weet je zeker dat je te maken hebt met diepgewortelde culturele vooroordelen, en dat het de moeite loont deze uit hun veilige context te rukken, aangezien je daarmee een beeldschone wereld van onthutsing en verontwaardiging ontaardt. Wat overigens niet wil zeggen dat elke kunstenaar zo te werk moet gaan: het enige universele criterium voor een goed kunstwerk is de mate waarin het erin slaagt zijn eigen beoordelingscriteria te dicteren. Het kunstwerk zegt dan niet: ik ben goed, want ik ben gemaakt door een vrouw. Ik ben goed want ik ben vroom, origineel, kubistisch, kritisch… ik ben goed want ik ben mezelf, gewaagd, neurotisch, een trage film, geëngageerd, niet-geëngageerd…Nee. Het zegt: ik ben goed omdat jullie willen weten wat ik ben, en maak je geen zorgen, want ík bepaal wat mooi is en wat lelijk, en wanneer jullie mij tolereren, dan heeft dat – zij het misschien bescheiden – gevolgen voor de manier waarop jullie dingen voortaan zien.

Hoe komt een dergelijk kunstwerk tot stand? Ayn Rand probeert deze vraag te beantwoorden. The Romantic Manifesto is een oprechte poging om kunst als fenomeen te begrijpen en omschrijven, die niet slaagt omdat elke al dan niet rake observatie voortkomt uit, of uitmondt in haar persoonlijke verslaving aan een monsterlijk ideaal van de kunstenaar, dat zij het meest ondubbelzinnig heeft uitgedrukt in de vorm van Howard Roarke, de architect met de rechte rug en humorloze uitdrukking, die jullie net in het filmpje zagen spreken over de doelgerichtheid waarmee hij op zijn kunstwerk afstevent, gedreven als hij is om te laten zien wat volgens hem belangrijk is.

Maar kunst maken is een psychose, of je nu schrijft of schildert, een film edit, het is een psychose omdat je, misschien door bepaalde rituele handelingen uit te voeren, je geest zodanig verdooft dat hij zich begint te concentreren op een eerste aanzet die nog helemaal niets om het lijf heeft, zoals bijvoorbeeld “een dialoog met Ayn Rand, omdat De Balie het vraagt”, en terwijl je in die concentratie daalt, weet de geest nog niet wat een dialoog met Ayn Rand is, of wat hij ervan verlangt – dat is namelijk wat hij hopelijk gaat creëren, dus vooralsnog is het alsof er twee spiegels tegenover elkaar staan met daartussen alleen lucht – het enige wat de geest kan doen om het eeuwige niets te verbreken is een greep op goed geluk, en misschien dat het dan allemaal goed komt: al reagerende op toeval en ervaring, bluft de geest zich voort, hij ontdekt iets, is teleurgesteld, of trots – en met elke vondst krijgt hij meer lust, proeft hij de overwinning, totdat de concentratie gebroken wordt en je ineens weer met nuchtere ogen naar je eigen psychose kijkt.

Daarom is een geslaagd kunstwerk nooit de uitkomst van de gedachte “dit is belangrijk voor mij om te projecteren en voor anderen om te zien”, het begint namelijk net zo goed met verheven, als met banale redenen – je verveelt je, de Balie belt – maar eenmaal in die psychose staat alles op losse schroeven; waardes krijgen onderweg een nieuw soortelijk gewicht toegewezen, en niets is belangrijk – er is alleen maar de verhouding tussen de onderlinge motieven. Het komt voor dat je tegen beter weten in denkt: “ik ga dit uitdrukken, want het is belangrijk, het is een goed inzicht”, maar tijdens het proces blijkt dan zonder uitzondering dat datgene waar je zoveel waarde aan hechtte, precies is wat het kunstwerk nu saai en kut maakt, omdat alles aan dat kleinzielige inzicht vastgeklonken zit en er geen enkele onverwachtse beweging of ontdekking meer mogelijk is. Ik hecht waarde aan die onverwachtse momenten, ik weet inmiddels dat het de momenten zijn waarop ik iets veroorzaak waar ik naar kan kijken, het groeit, het wordt groter dan ikzelf had kunnen bedenken, en ik groei met het kunstwerk mee, ineens is er een hele nieuwe wereld aan mogelijkheden en vooruitzichten.

Het is niet zo dat Ayn Rand deze gevoelens helemaal niet kende. Haar debuut geeft een ontroerend beeld van een jonge Ayn Rand die met dappere openheid naar de harde realiteit van de jonge Communistische staat kijkt. We the Living eindigt met de dood van deze Ayn Rand-achtige hoofdpersoon, die op de grens wordt neergeschoten tijdens haar poging om Rusland te ontvluchten. Terwijl ze doodbloedt in de sneeuw roept ze de naam van haar geliefde, de mooie Leo die door de ontberingen en wreedheden van het Sovjet regime veranderd is in een valse, nihilistische alcoholist, en die haar verlaten heeft om gigolo te spelen voor een rijke vrouw.

“Leo!…Herhaalde ze. Ze riep hem, de Leo die hij had kunnen zijn, en die hij ook zeker was geweest als hij daar had geleefd waar zij heen ging, over de grens.”

Het begint te dagen dat deze Leo een soort blauwprint is voor de helden in haar toekomstige boeken, gestript van alles wat hem complex maakt, alles wat hem zwak en ongelukkig maakt, kortom alles wat hem Russisch maakt: Howard Roarke is Ayn Rand’s poging om van Leo een soort American Golden Boy te maken, met als resultaat een gedrocht, een reus met smalle schouders, een ranzige samenklontering van Nietzsche’s übermensch met Kant’s categorische imperatief; een Frankenstein’s Creature die zich amper kan keren, zo stijf als hij staat van de opgeklopte verwachtingen: Howard Roarke is uitverkoren om te slagen.

Terugblikkend blijkt daarmee Leo’s mislukking de laatste verassing te zijn die Ayn Rand zich permitteerde. Na We the living manifesteert haar Russische trauma zich voluit in haar werk, dat gemaakt lijkt om elke potentiele verassing uit te sluiten. In The Fountainhead en Atlas Shrugged proef je het aan de metaalachtige euforie waarmee ze als het ware voort marcheert, waarmee ze zonder de pas te vertragen tegen de helling van de zuivere rede opklimt, de ogen strak op de naderende horizon gericht, op de heerlijke, beloofde verlossing… Dit pad leidt naar de afgrond, en Rand kan alleen nog maar rechtdoor blijven lopen: de helden van Atlas Shrugged zetten uiteindelijk de wereld in brand zodat zij hem daarna opnieuw volgens zuiver kapitalistische principes kunnen inrichten. Hoezeer zij het Communisme van haar vaderland ook verachtte, het idee van de alles overstijgende utopie heeft haar nooit meer losgelaten: al haar romans eindigen met de belofte van transcendentie en wedergeboorte na de verpletterende val.

Het herinnert ons eraan dat het socialisme allereerst een romantische beweging was, en dat het precies die romantische inborst is waarmee Ayn Rand het Amerikaanse kapitalisme omarmde: hoe anders verklaart men het gebrek aan ironie waarmee het karakter John Galt aan het einde van Atlas Shrugged een dollar teken in de lucht tekent, zoals een goede communist zijn vuist balt? Met deze mythologie gaf Ayn Rand het Kapitalisme een diepgang en heroïsche rechtvaardiging waar de simpele kapitalist zelf nooit van had durven dromen. In die gedaante verkocht ze het Kapitalisme terug aan haar Amerikaanse lezers, die in ruil daarvoor alleen maar hun altruïsme hoefden afstaan: een kleine betaling voor zo’n grote winst, of met andere woorden, a good deal.