Charlie Hebdo

‘t Is niet om de knikkers, maar om ‘t recht van ‘t spel.

Het komt een beetje laat, is al niet meer actueel, maar het gevoel dat zich zo nu en dan aandient, bijvoorbeeld wanneer er weer eens een discussie opwaait over vrijheid van meningsuiting, blijft hetzelfde: wat me stoort aan publieke cynici en satiristen, met dan nu de Charlie Hebdo clan voorop, is dat zij bereid zijn een gebrek aan humor en fantasie voor te schotelen als een bittere pil die nu eenmaal geslikt dient te worden mits men zich een ‘gelover in het vrije woord’ beschouwt, er daarbij bovendien van uitgaande dat deze ‘gelover in het vrije woord’ behoefte heeft aan zogenaamde ‘soldaten van het vrije woord’ die vol adrenaline, en met het recht aan hunne zijde (zo zij menen), braaf de grenzen van dit kostbare beginsel uitstippelen – want dat is wat zij doen! Hoe kan ik hen duidelijk maken dat ik deze grenzen in den beginne niet ervaar, en dat ik de heilige huisjes die zij menen te moeten neerhalen, beschouw als ware deze door hen en voor dit doel opgericht; een eervolle daad, zegt men. Hier zie ik de humor in ieder geval niet van in: dat ik, wanneer er op deze linie doden vallen (men heeft de koppen niet stevig genoeg op de staken gedrukt), geacht word mij om de een of andere reden schatplichtig te voelen aan de slachtoffers, enkel en alleen omdat deze strijdbare bureaucraten het wagen zich de bezitters te wanen van een verfijnde, welhaast culinaire grove bek, waarmee zij de benepen nauwdenkers, oftewel de potentiele lezers (waaronder ik?), weleens wat ruimte in het hoofd zullen blazen. Hierop geef ik aan wie het begrijpen wil te kennen, dat ik mij voor dergelijke bemoeienis niet interesseer – jouw kamp is het mijne niet – en dat het mij in deze niet om de eer, maar om de knikkers te doen is.

Juni 1, 2016.
Voorgedragen bij De Idee, met Paul Cliteur, December 6, 2018